Lotje zit bij opa voor op de fiets. Liedewientje achterop. Opa heeft schepijsjes
gekocht. Eten jullie je ijsje op de fiets?, vraagt hij. Okay. Hier hebben
jullie allebei een lepeltje, groene, zegt opa. Ik wil geen groen lepeltje, zegt
Lidewientje, Ik wil een roze. Ja zeg, zegt opa, een groene is ook prima. Lidewientje
trekt een pruillip. Dan hoef ik mijn ijsje niet meer. Opa wordt boos. Weet je
het zeker?, zegt hij. Ja, zegt Lidewientje, Ik eet mijn ijsje niet op. Okay,
zegt opa, Hij gooit het ijsje van Lidewientje in de bosjes langs de weg. Zo,
zegt hij.
